Op donderdag 28 oktober kwamen, weg van de hectiek van de PROVADA diverse smaakmakers uit de zorgsector bijeen in een zaaltje in de RAI om te praten over de potentie van zorgvastgoed en zorgterreinen als oplossing voor de woningcrisis. Geen kans wordt onbenut gelaten om het schreeuwende tekort aan woningen terug te dringen. Bedachte strategieën hebben één ding met elkaar gemeen: ze gaan uit van de samenwerking tussen partijen. Samenwerking tussen overheden, tussen overheden en marktpartijen en tussen overheden en traditionele partners als de woningbouwcorporaties. Voorgenoemde actoren zien daarbij echter een nieuwe partner over het hoofd: de zorgorganisaties. Een club met een omvangrijke vastgoedportefeuille van circa 26 miljoen m² bruto vloeroppervlakte.
Vanuit het hele land, van Sneek tot Eindhoven, waren maar liefst 20 zorgorganisaties afgereisd naar Amsterdam. Organisaties uit de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en ouderenzorg, woonzorgcorporaties en ontwikkelaars met indrukwekkende vastgoedportefeuilles schoven aan in de sessie die werd georganiseerd door Arnold Eisses, adviseur met focus op zorgvastgoed en Jeroen Oomens, adviseur gebiedsontwikkeling. Het doel van de sessie was om tot vernieuwende inzichten te komen én om vervolgstappen te zetten om de vastgoedmarkt kennis te laten maken met het potentieel dat het zorgvastgoed op zowel instellingsterreinen als de - regelmatig - solitair gelegen zorggebouwen in woonwijken te bieden heeft.
Start bovenin! Kom tot visie en beleid
Op de stellingen: “Jullie zijn een heel belangrijke strategische partner bij het oplossen van de woningcrisis” en “Er liggen grote kansen in jullie onderlinge samenwerking om tot beter zorgvastgoed te komen” was eigenlijk maar één antwoord mogelijk: JA. In de manier waarop ligt echter natuurlijk een uitdaging. De deelnemers waren het erover eens dat er behoefte is aan een duidelijke visie en duidelijk beleid van bovenaf (gemeenten). Dat wil niet zeggen dat er met een vinger naar gemeenten moet worden gewezen. Zorgorganisaties zelf hebben vaak onvoldoende in beeld over welk vastgoed ze beschikken en wat nu exact de kwaliteit en toekomstwaarde van dit vastgoed is. Op het niveau van gemeenten ontbreekt dit inzicht eveneens. Zorgorganisaties zullen samen met gemeenten een samenhangende visie en beleid op zorgvastgoed moeten ontwikkelen. De samenwerking met gemeenten wordt gezien als een belangrijke succesfactor om te komen tot échte oplossingen voor woningzoekenden én voor zorgpartijen.
Door de handen ineen te slaan en de hele keten te betrekken, waaronder gemeentelijke overheid, kunnen zorgorganisaties elkaar helpen bij bijvoorbeeld de integratie van zorg en (regulier) wonen. Dit zien we nu gebeuren in Eindhoven, maar is ook in andere gemeenten in opkomst. Was het vroeger vooral afgezonderd en op grote terreinen, tegenwoordig zijn we juist op zoek naar interessante combinaties. Een betere integratie tussen zorgterreinen en solitaire zorggebouwen in de wijk heeft een enorm potentieel.
Een andere optie die ter tafel kwam, is om alles af te stoten naar vastgoedpartijen en enkel te focussen op de kerntaak, het bieden van goede zorg. Dat klinkt misschien als een heldere oplossing, maar vraagt wel veel controle en aandacht. Het hebben van eigen grond en eigen vastgoed geeft een sterke positie. Vaak willen zorgorganisaties strategische vastgoedposities daarom in eigendom houden. Het afstoten van eigen zorgvastgoed vraagt om duidelijke afspraken over inspraak en zeggenschap bij vastgoedontwikkelingen. De client moet hierbij centraal blijven staan.
Mobiliseren van ouderen
Tijdens de discussie werd een kansrijke denkrichting besproken, namelijk om de mobiliteit van ouderen te stimuleren. Deze doelgroep is best verhuisbereid blijkt uit diverse onderzoeken, maar veelal ontbreekt het aan een goed, verleidelijk woonproduct op de lokale vastgoedmarkt. Door het mobiliseren van ouderen – of het nu gaat om huur of koop – wordt ruimte gecreëerd voor anderen die geen plek weten te vinden in de woningmarkt en kan de gewenste doorstroming beter op gang komen. Dit vraagt inzicht in de behoefte van de toekomstige ouderen. Stel de oudere centraal: Wat wil deze oudere? Wat heeft hij/zij nodig? Wat vinden familie en mantelzorgers hiervan? Anderzijds speelt de vermogendheid van de oudere mee. Hoe vinden behoefte en aanbod elkaar? Er zijn instrumenten nodig, zoals een seniorenmakelaar waar sommige woningcorporaties mee werken, een passend woonproduct en het deel van de bevolking dat daar eigenlijk nog niet over na wil denken, bij elkaar te brengen. Informatie en inzicht over wonen in de toekomst kan het maken van keuzen en het nemen van besluiten voor deze doelgroep vergemakkelijken.
Urgentie woningbouwopgave
De woningcrisis staat duidelijk op de kaart. Waarbij de mondigheid van de jonge starter op de woningmarkt een belangrijke rol speelt. Er is daarnaast echter ook een hoge urgentie bij het deel van de bevolking dat vergrijst. Die urgentie lijkt alleen nog niet door iedereen gevoeld te worden. Dit komt deels doordat deze druk nog niet breed maatschappelijk wordt gedragen.
Er ligt een belangrijke opgave om naast de starters, ook nadrukkelijk de ouderen onderdeel van het probleem én van de oplossing te maken. Er is een aantal gemeenten die dit actief aanpakt en het interessant maakt voor ouderen om de stap naar kleiner/fijner wonen te maken. Dit moet in heel Nederland doorgezet worden.
En nu? Het is de tijd van doen
Er is dus een hoop te doen, voor alle betrokken partijen. Hoewel zorgorganisaties zeer druk zijn met alle uitdagingen die spelen, viel vooral het enthousiasme op. De energie en de wil om samen met zorgcollega’s aan de slag te gaan met de eigen portefeuille én met de wooncrisis. In januari 2023 krijgt deze sessie een vervolg, om het niet enkel te laten bij een discussie over wat beter en wat anders kan, maar door samen te kijken hoe we de markt in beweging kunnen brengen. Wil jij daar bij zijn? Meld je dan aan via onderstaande knop. Neem naar de sessie van januari 2023 ook gerust maximaal 2 deelnemers uit uw netwerk mee. De tijd van praten is over, het is de tijd van doen.